De Moren voerden de islam in en er ontwikkelde zich een Moors-Spaanse cultuur van het allerhoogste wereldniveau. Sevilla, Córdoba en Granada groeiden uit tot wereldsteden. Door een uitgekiend irrigatiesysteem bloeide de landbouw met landbouwproducten, door hen meegebracht uit Azië. Ze plantten olijfboomgaarden in het zuiden, dadelpalmen op Mallorca en sinaasappelen in de omgeving van Valencia. De bloeitijd van de Moren lag tussen 926 en 1030 onder heersers als kalief Abd Er Rahman en Al-Mansoer, die als regent optrad voor kalief Hisham II. Onder het bewind van de zwakke Hisjam II vergrootte de oorlogszuchtige stadhouder Ibn Abi Aamir,de macht van de staat, verwoestte Santiago de Compostella gedeeltelijk en drong de christenstaatjes in vele bloedige oorlogen terug. Hierna brak een machtsstrijd uit tussen Berbers en Arabieren. Daarna viel het kalifaat van Córdoba in 1031 uiteen in vele elkaar soms fel bestrijdende tawa’if. Van deze strijd konden de christelijke staten in het noorden gebruik maken.
Maar door onderlinge verdeeldheid aan christelijke kant eindigde de reconquista pas met de val van Granada op 2 januari 1492 t.g.v. de belegering door de Reyes Católicos. Deze datum wordt vaak beschouwd als de eigenlijke vereniging van Spanje. Kort hierna tekenden Ferdinand II van Aragón en Isabella het zogenoemde Verdrijvingsedict, waarin alle Joden werden gedwongen zich te bekeren tot het christendom of het land, met achterlating van hun goud, zilver en geld, te verlaten.
In het noorden ontstonden verscheidene christelijke staten: Aragon, Navarra, León en Galicië, en later ook Castilië en Portugal. Door huwelijken werden deze staten verenigd, tot ten slotte de overgebleven twee, Castilië en Aragon, door het huwelijk van Ferdinand II van Aragon met Isabella I van Castilië (1469) samengingen in het verenigde Spanje. Na het huwelijk van Ferdinand en Isabella kwam een einde aan de Arabische periode.

Christoffel Columbus
Inmiddels had Spanje zich, in navolging tot Portugal, op de ontdekkingsreizen gestort. Christoffel Columbus ontdekte in Spaanse dienst Amerika. Door de vrede waren er talloze werkloze soldaten achtergebleven, die nu geen middel van bestaan meer hadden. Velen besloten zeevaarder of conquistador te worden. De ontdekkingsreizigers en zeevaarders hadden dan ook geen moeite manschappen te vinden. De succesvolle expedities van Cortés en Pizarro mondden uit in de verovering van het Azteekse en het Incarijk, en de stichting van het Spaanse wereldrijk. Hoewel de officiële lezing was dat in Mexico en Peru het christendom werd gepredikt, ging het toch in hoofdzaak om de grote hoeveelheden goud, zilver en andere kostbaarheden, die naar Spanje werden gebracht.
Spanje werd een wereldmacht onder de Habsburgers (1504-1700) en de Bourbons (1700-1868). Het Spaanse rijk strekte zich over de hele wereld uit. Keizer Karel V heerste over Duitsland, Bourgondië, de Nederlanden, Oostenrijk, Hongarije, Bohemen, Moravië, delen van Italië, de Filipijnen en het grootste deel van Midden- en Zuid-Amerika. Bij Karels troonsafstand in 1556 werd het rijk verdeeld tussen zijn zoon Filips (Spanje plus koloniën en de Nederlanden) en zijn broer Ferdinand (Oostenrijk en het keizerschap). In deze tijd sloten in Spanje het koningshuis en de Rooms-katholieke Kerk een nauw verbond tot onderdrukking van afwijkingen op kerkelijke en politiek gebied.
Met de troonsbestijging van Filips II begon een periode van verval van de Spaanse monarchie. De Nederlanden maakten zich los wegens godsdiensttwisten en de centralisatie waar zij het niet mee eens waren. De Turken bleven het de Spanjaarden lastig maken. De Fransen bestreden de Habsburgers omdat ze zich omsingeld voelden. In 1580 veroverde Filips II Portugal, maar het verloop van de strijd tegen de Nederlanden tijdens de Tachtigjarige Oorlog verzwakte zijn prestige. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was vanaf 1588 de facto onafhankelijk, en ontwikkelde zich op handels-, zeevaart- en koloniaal gebied al snel tot een concurrent. Een andere mededinger was Engeland. Uiteindelijk namen deze landen de leidende positie van Spanje over. De vele oorlogen brachten Spanje, ondanks de ontzaglijke rijkdommen die uit Amerika toestroomden, aan de rand van de financiële afgrond. Zware belastingen drukten op de bevolking. In 1640 wist Portugal zich met steun van Frankrijk weer los te maken van Spanje.
In 1700 stierf Karel II van Spanje kinderloos, hetgeen een einde betekende van het Habsburgse koningshuis in Spanje. Filips V was door het huwelijk met Maria Theresia met de Franse koning Lodewijk XIV in rechten getreden voor de Spaanse troon. Deze opvolging gaf onder de Europese koningshuizen zoveel beroering, dat de Spaanse Successieoorlog er het gevolg van was.

Napoleon Bonaparte
Van 1701 tot 1714 woedde de Spaanse Successieoorlog. Tijdens deze oorlog in 1704 bezetten de Engelsen Gibraltar. Deze oorlog resulteerde in een gecentraliseerde staat met aan het hoofd het huis van Bourbon. Tijdens de Franse Revolutie koos Spanje de zijde van Engeland en Oostenrijk. In 1796 verbond Spanje zich met het Franse Directoire en verklaarde de oorlog aan Engeland. Spanje bleef bondgenoot van Napoleon Bonaparte en werd hierdoor in de Eerste Coalitieoorlog gemengd.
Aan het begin van de 19e eeuw, toen Napoleon Bonaparte keizer van Frankrijk was en een groot deel van Europa domineerde, zette hij de Bourbons af en liet dit huis van zijn verdere familierechten afzien. Jozef Bonaparte werd tot koning van Spanje benoemd. Een praktisch algemene volksopstand tegen de Fransen was het gevolg. Dit resulteerde in een jarenlange guerrillaoorlog, die in Spanje nog steeds bekendstaat als de Guerra de Independencia (Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog). Het begon allemaal toen generaal Junot 27.000 onervaren soldaten kreeg om de regering van Lissabon aan te pakken. Portugal voerde namelijk handel met Engeland, een overtreding van Napoleons Continentale Stelsel. Terwijl Junot zich op Portugal concentreerde, richtte Napoleon zich op de oorlog in Spanje die was ontstaan na de opstand in Madrid op 2 mei 1808. Deze volksopstand kon hij echter niet onderdrukken.
De napoleontische regering in Spanje kwam ten val. Napoleon verloor 17.000 soldaten. Voor de oorlog met Rusland moest hij troepen uit Spanje weghalen, terwijl de problemen in Spanje niet waren opgelost. Onder generaal Wellington werden de Spanjaarden geholpen en de Fransen werden in 1814 uit een totaal verarmd Spanje verjaagd. Ferdinand VII van Spanje werd koning en beloofde de grondwet te erkennen, maar al snel regeerde hij als een absoluut monarch. Onder zijn regering ging een groot deel van de Amerikaanse bezittingen voor Spanje verloren. Door de voorafgaande periode van oorlog en chaos raakte Spanje de macht over zijn koloniën kwijt, waardoor heel Midden- en Zuid-Amerika in opstand kwam. Uiteindelijk raakte Spanje vrijwel zijn hele koloniale rijk kwijt.

Alfonso XII
Problemen over opvolging en troonrechten leidde tot de Eerste Carlistenoorlog. De oorlog word feller omdat de Basken hun voorrechten op autonomie verdedigden. Volksonrusten en conflicten om de troon hadden tot gevolg dat in 1873 Spanje de federatieve Eerste Spaanse Republiek werd uitgeroepen, met een nieuwe grondwet en een democratisch bestuur. Een verdeling van het grondbezit en het vestigen van boerenbedrijven op coöperatieve grondslag was voor de carlisten een reden om de Tweede Carlistenoorlog te beginnen. In 1871 werd Alfons XII van Spanje tot koning uitgeroepen. De Spaanse staatsman Cásanovas wist het evenwicht met bekwaamheid te handhaven. In de tweede helft van de 19e eeuw leidde de Spaans-Amerikaanse Oorlog tot het verlies in 1898 van de laatste Spaanse koloniën op het westelijk halfrond: Cuba en Puerto Rico. De nederlaag van Spanje in de Spaans-Amerikaanse oorlog en de moord op Cásanovas in 1898 leidde tot verstoring van het evenwicht. Ook verloor het land de Filipijnen. De opkomende industrie en de daarmee gepaard gaande armoede gaf aanleiding tot stakingen, opstanden en sabotageacties.
In de Eerste Wereldoorlog was Spanje neutraal. De armoede nam hand over hand toe. In 1919 kwam het in Barcelona tot een hevige strijd tussen militairen en het burgerlijk gezag. De republikeinse beweging nam nog in kracht toe door opstanden in Valencia en Santander. De verkiezingen in 1923 leverden een overwinning op voor de socialisten. Als reactie op de socialistische invloed begon generaal Miguel Primo de Rivera een staatsgreep in Barcelona. Met de hulp van een militaire dictatuur en met de goedkeuring van koning Alfons XIII stelde hij zich aan het hoofd van de regering, waarbij hij als dictator regeerde. In 1930 moest Primo de Rivera ontslag nemen. De toestand bleef gespannen. Toen koning Alfonso XIII de grondwet in 1931 weer had hersteld en de gemeenteraadsverkiezingen werden gehouden, vielen deze dermate republikeins uit, dat de koning, nog voor de stemmen allemaal geteld waren, het land verliet.

Francisco Franco
In 1931 werd in Spanje Tweede Spaanse Republiek uitgeroepen nadat koning Alfons XIII gedwongen werd af te treden. De problemen waarmee de regering werd geconfronteerd waren o.a. de positie van de kerk, het grootgrondbezit en het feit dat Catalonië en Baskenland autonomie wilden. De regering kon deze problemen maar ten dele aan, hetgeen mede tot gevolg had, dat linkse en rechtse regeringen elkaar afwisselden. Het volk was rumoerig en politieke moorden waren aan de orde van de dag. In 1934 braken in Catalonië en Asturië opstanden uit, welke onder leiding van de toen nog onbekende officier Francisco Franco bloedig werden onderdrukt. Voortdurende politieke instabiliteit leidde uiteindelijk tot de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Op 17 juli 1936 begon de Spaans-Marokkaanse opstand, een generaalsopstand tegen de wettige regering, die weldra naar Spanje oversloeg. De burgeroorlog begon als een nationalistische opstand tegen de wettige republikeinse regering, maar was, met alle buitenlandse bemoeienissen, feitelijk een conflict tussen de democratie en het franquisme, een variant op het Italiaanse fascisme. Aanvankelijk steunden de opstandige generaals hoofdzakelijk op de 18.000 man sterke Marokkaanse troepen en de 40.000 Carlisten. Generaal Franco, leider van de nationalisten, kreeg steun van Duitsland en Italië, terwijl de regering op beperkte schaal werd geholpen door de toenmalige Sovjet-Unie en de vele buitenlandse internationale brigades (Fransen, Belgen, …). De nationalisten overwonnen, en generaal Franco bleef als dictator aan de macht tot zijn dood in 1975.