Dit kleine en bijzonder fraai gelegen kerkje, met een mooi uitzicht op de Notre Dame, heeft een geheel eigen karakter en is de oudste kerk van Parijs in zijn oorspronkelijke staat. Sinds de 6e eeuw hebben op dit terrein verscheidene aan de H. Julianus gewijde kapellen gestaan. Eerst genoemd naar Julianus de Martelaar die in de 3e eeuw bisschop van Brioude was. Julianus de Biechtvader, de middeleeuwse bisschop van Le Mans, die ook bekend stond als ‘de Arme’ (pauvre), dit omdat hij zo vrijgevig was dat hij zelf in armoede leefde. En tenslotte naar Julianus de Johannieter, de veerman. De kerk dankt nu zijn naam weer aan de weldoener der armen. Er worden sinds 1889 Grieks-orthodoxe diensten gehouden. In de 9e eeuw werd het verwoest door de Vikingen. Het huidige gebouw werd tussen 1165 en 1220 in dezelfde periode als de Notre Dame opgetrokken door de monniken van Longpont, een klooster enkele kilometers buiten Parijs. De hoogleraren van de Sorbonne Universiteit hielden hier vanaf de 13e eeuw hun bijeenkomsten, onder meer voor de benoeming van de rector magnificus. Dit tot dat in 1524 studenten zo’n tumult maakten en het meubilair zo ernstig beschadigden dat voortaan alle universitaire activiteiten werden verboden. In 1655 werd de priorij opgeheven en de kerk diende voortaan als kapel van het Hôtel Dieu, het grote Parijse ziekenhuis. Ten tijde van de Revolutie was het een zoutopslagplaats, maar gelukkig werd het in 1826 weer als kerk in gebruik genomen. Er worden heden ten dage veel klassieke concerten gegeven.
Voor het parkje bij de kerk, Square René Viviani, staat de oudste boom van Parijs. Deze robinia, gepland in 1602 door de botanicus Jean Robin, is gemakkelijk te herkennen aan de stut die nodig is om de oude boom overeind te houden. De zoon van Jean Robin, Vespasian Robin, plantte in 1636 een exemplaar in Jardin des Plantes in Parijs. Ook deze boom is nog steeds te bewonderen.
Ook oud is de basreliëf uit de 14e eeuw, de oudste van Parijs, die hier altijd aan de gevel heeft gezeten. Het basreliëf, met daarop een bootje, hoge golven, een paar mensen en een huisje. Het beeldhouwwerkje vertelt de oude legende van Julien-le-Pauvre, ook wel genoemd Julien l’Hospitalier.
De jeugdige edelman Julian komt tijdens de jacht een sprekend hert tegen, die hem de nare voorspelling doet dat hij zijn eigen vader en moeder zal doden. Julian wil alles op alles dit voorkomen en vertrekt ver weg naar het buitenland. Hij stelt zich in dienst van een prins, verwerft een kasteel en huwt de burchtvrouw. De ouders van Julian blijven jarenlang zoeken en vinden uiteindelijk het kasteel. Helaas is op dat moment Julian afwezig, maar zoals een goede gastvrouw behoort te zijn geeft ze hun de beste kamer van het kasteel, de masterbedroom. Julian komt ’s nachts thuis en ziet twee mensen in zijn eigen bed. Denkende dat zijn vrouw daar ligt met een vreemde man steekt hij ze in blinde woede allebei dood. Als hij achter de waarheid komt wordt hij overspoeld door berouw en verdriet, verkoopt al zijn wereldlijke goederen en sticht hier aan de Seinekade, samen met zijn vrouw, een hospitaal voor leprapatiënten. Als hij op een dag een vermeende leprapatiënt met zijn boot de Seine overzet, blijkt dat Jezus Christus te zijn, die hem al zijn zonden vergeeft.
De basreliëf zul je hier bij het kerkje niet meer vinden. Waarom is mij niet bekend, maar het is verhuist naar de achterliggende Rue Galande op nr. 42. Een beetje verlaten hangt het hier, op de gevel van een klein bioscoopje, hét ‘bewijsstuk’ voor deze legende.